Het vertrek naar Polen

1 juli 1998 - Brussel, België

Het verhaaltje is bijna 20 jaar oud, dus er kan wel een en ander vergeten zijn.

Het begon allemaal in een school. Ik had een paspoort aangevraagd en mijn moeder liet de opvoeder weten dat het was afgeleverd in het Brugse Vrije, hiermee won ik 2 dagen tijd uit alvorens het zou worden verstuurd naar de afdeling Assebroek. De opvoeder had nagelaten om me op te hoogte te brengen dus net voor het kantoor sloot was ik in het bezit van dat bordeau-rode boekje.

Ik zou op zijn zestiende een culturele reis maken door Polen en Tjechië dankzij de sociale werken van het werk van mijn vader. Het was een tweetalige groep. Alleen op reis dus in een tijd voor 2006 toen de oppervlakte van de EU verdubbelde.

De bus vertrok ’s avonds vanuit het station van Schaarbeek. Nee, we gaan niet met de trein … Mijn moeder was mee om me uit te wuiven en ook wel een beetje om mijn bagage te dragen.

De leiding, twee oud-leerkrachten Engels en Frans, wachtte me op en na wat traantjes stapte ik op de bus richting Polen. De bus reed al gauw op de Brusselse ring en dat bood mooie vergezichten van een stad in de avondzon.

We hadden tijdens de nacht door Duitsland gereden en zelfs na 10 jaar hereenmaking waren de Duitsers nog steeds die Autobahn aan het verbeteren. De bus slingerde de hele tijd van het ene naar het andere baanvak om de wegwerkzaamheden te vermijden. Ik heb héél veel oranje lampen geteld.

Na enkele pauzes (minder toen dan nu) kwamen we aan aan de Duits-Poolse grens. Naast ons stond een auto met een aanhangwagen die volgestapeld lag met Oost-Duitse rommel. “Voor de antiekmarkt in Polen” zei de begeleidster. Toen de bus aan de twee vlaggen kwam, stapten twee douaniers op. De eerste was Duits strak in het pak en keek minieus elk paspoort na. Toen hij was uitgestapt kwam een sjofele man met een Pools vlagje op zijn arm genaaid. Hij keek naar de twee eerste rijen en zag dat het goed was en stapte terug uit de bus. De begeleiders stapten uit en gingen naar een klein kantoortje bij de grens. De buschauffeur vertelde me dat ze daar een beetje Poolse zlotys wisselen, tegen een weliswaar ongunstige koers, maar met het voordeel om sneller over de grens te raken. Het plan werkte, want nog geen half uur later was de bus al terug aan het bollen.

Na enkele kilometers verviel de snelweg al gauw tot andere standaarden. Ik herinner me dat we grote delen van het Poolse platteland aan ons voorbij zagen trekken op een eenvaksbaan. Toen de bus even halt hield sprong er al een jongen op die naarstig de ruiten van de bus begon op te blinken. Pas tegen de avond kwamen we aan in stedelijk gebied. Krakow was onze eerste bestemming. Ik probeerde het Pools te lezen dat overal op de uithangborden was geafficheerd. Maar ik kon er niets zinnigs van maken. De bus stopte aan het hotel en we checkten in. Ik werd ingekwartierd bij twee Walen. De ene leek sympatiek, maar de andere moest niets hebben van le Flamand. Na een bed gekozen te hebben trok ik naar het restaurant waar het eten werd opgediend. Het was een koude schotel in buffetvorm. Nadat we ons bordje hadden leeggegeten hadden we, als kwajongens die we toen waren, een merkteken in de ham aangebracht met ons mes. Geen grote opzichtige B maar iets kleiner. Het idee was dat diezelfde ham, die er niet zo vers meer uitzag, morgen opnieuw op de schaal zou liggen.

Na het eten ging ik met enkele gemaakte, Nederlandstalige vrienden wandelen in de historische stad. Gewapend met een kaart liepen we de deur uit. Het leek allemaal betoverend, het was aangenaam warm en de stad ontplooide zich toen nog zonder de hordes toeristen die nu waarschijnlijk de smalle straatjes opstoppen. Toen we een kiosk passeerden kochten we elk een fles cola omdat het nu eenmaal bijna niets kost. Ik vermoed dat ik omgerekend zo’n 10 frank uitgaf (25 eurocent). Na een leuke avond keerden we terug huiswaarts.